RAF Waterbeach

RAF Station Waterbeach was één van de vliegvelden uit het “late expansieplan” en werd gebouwd op een stuk boerenland by Windfold, noord van het dorp Waterbeach en aanliggend aan de snelweg A10 8 kilometer buiten Cambridge. Er waren plannen voor permanente bebouwing en de gebruikelijke halve cirkel van hangars met het gezicht op de baan maar het uitbreken van de oorlog bacht wat modifcaties met zich mee waardoor er maar twee Type J hangars op het technisch areaal werden gebouwd, aan de oostzijde van het veld. Buiten het hoofkamp werd een klein aantal huizen geplaatst in voormalige boomgaarden rond het dorp Waterbeach. De laagvlieglocatie in de “Fens” vereiste landingsbanen van beton, een taxibaan langs de rand van de basis en opstelplaatsen, hoewel dit werk nog niet compleet was toen het station gereed werd verklaard om haar eerste squadron te kunnen ontvangen in maart 1941. Dit was No. 99, dat haar Wellingtons meebracht vanuit Newmarket.

De landingsbanen lagen 05-23 met 1463 meter, 10-28 met 1189 meter en 16-34 met 1298 meter. Vierentwintig cirkelvormige opstelplaatsen zouden uiteindelijk worden aangevuld met nog 12 meer. De bommenopslag lag achter de noordkant van het vliegveld. Aan het eind van 1941 werd gestart met verlenging van de landingsbanen 05-23 en 10-28 naar respectievelijk 1850 meter en 1262 meter en tijdens de winter en het jaar daarop werden een B1 hangar en drie T2’s opgetrokken, alle aangrenzend aan het technisch areaal. Eén van de T2’s was een beetje weggemoffeld achter de meest zuidelijke J hangar. De andere T2’s stonden aan de noordzijde met de B1 net oost daarvan. De noordelijke T2‘s, gebruikt voor opslag van zweefvliegtuigen, gingen ten koste van een opstelplaats en voor verlenging van de landingsbaan werden er nog twee opgeofferd, gecompenseerd door drie extra loops.

No. 99 bleef gestationeerd tot maart 1942 waarna het overzee werd gestuurd. Rond deze tijd werd het station gedeeld met het eerste onderdeel dat was uitgerust met de Short Stirling om crews voor te bereiden op het vliegen met deze viermotorige machines in No. 3 Group squadrons. No. 1651 Conversie Unit was opgericht in januari 1941 en bleef drie jaar lang de belangrijkste opleidingseenheid voor Stirling bemanningen tot het naar Wratting Common verhuisde in november/december 1943. Gedurende deze periode vond een groot aantal ongelukken plaats met de Stirlings die hier gestationeerd waren, de meeste op take-off en landing waardoor het lompe landingsgestel inklapte. Tegen het eind van 1943 ging No. 3 Group over op Lancasters en No. 1678 Heavy Conversion Flight verscheen ten tonele op Waterbeach om No. 514 Squadron te trainen, één van de weinige uitgerust met Lancaster II’s, de stermotor-versie.

No. 514 Squadron werd klaargestoomd om de MK II te vliegen en voegde zich bij de opbouwende campagne van Bomber Command in november 1943. Deze door Hercules motoren aangedreven Lancasters hielden het uit tot de daaropvolgende zomer tegen welke tijd de met Merlin uitgevoerde Marks favorieter werden, waardoor No. 1678 Flight werd ontbonden. De Lancasters II’s van No. 514 sqn werden uiteindelijk in eind september 1944 uitgefaseerd. Het squadron bleef op Waterbeach tot het eind van de oorlog, voor het grootste gedeelte van de tijd met drie flights en een totaal van meer dan 30 toestellen. Operationele verliezen vanaf Waterbeach liepen op tot 122 bommenwerpers, 33 Wellingtons, 8 Stirlings en 81 Lancasters.

Het dienstverband van No. 3 Group op Waterbeach eindigde in augustus 1945 toen No. 514 Squadron werd ontbonden. No. 47 Group van Transport Command nam het station een paar weken later over en No. 220 en No. 59 Squadron, voorheen van Coastal Command, vliegend met Liberators, werden gestationeerd voor lange-afstansvluchten naar het Midden- en Verre Oosten. Deze squadrons bleven tot de volgende lente en werden tegen deze tijd beide ontbonden in mei en juni. Maar een paar Liberators bleven achter op Waterbeach. Het station werd echter wel aangehouden door Transport Command, dat de Yorks van No. 51 Squadron in augustus 1946 stationeerde. Zij bleven tot juli 1948.

Aan het eind van 1947 waren er vier Dakota squadrons gestationeerd op Waterbeach, de laatste. Zij werden in het begin van 1950 ontbonden en lieten No. 24 Squadron achter, dat met haar allegaartje van vliegtuigen het vorige jaar was aangekomen. Het vertrek in maart 1950 viel samen met de renovatie van het banenstelsel dat werd uitgevoerd door Mowlem. Transport Command droeg het station daarop over aan Fighter Command, dat met twee Meteor Squadrons, No. 56 en No. 63 sqn., aankwam. De eerste was geselecteerd om de Supermarine Swift te introduceren maar dit met problemen kampende type werd na een jaar teruggetrokken en beide squadrons gingen uiteindelijk over op Hunters. Venom nachtjagers waren twee jaar lang vanaf de lente van 1955 gestationeerd en Javelins voor drie jaar vanaf juli 1959. Tussen 1955 en 1964 maakten No’s.1, 25, 46, 54, 60, 153 and 253 Squadrons enige tijd gebruik van Waterbeach met twee Hunter squadrons als laatste fighter gebruikers.

In de twee decennia na de 2e Wereldoorlog onderging het veld een aantal veranderingen. Landingsbaan 10-28 werd buiten gebruik gesteld, twee betonnen platformen werden voor het technisch areaal aangelegd en een aantal betonnen blast walls verrees op speciaal gekozen opstelplaatsen die bescherming tegen de sterke luchtstroom uit straalmotoren combineerden met geluidsreductie. Daarna werd het vliegveld op en af gebruikt voor oefeningen en door trainende vliegtuigen voor touch & go’s. In de tachtiger jaren werd de basis overgedragen aan het leger die de woonkwartieren en administratieve ruimten graag verkozen boven de Victoriaanse barakken in hun eigen meer traditionele kazernes. De Royal Engineers verblijven al enige jaren op de basis en gebruiken het veld voor trainingsdoeleinden. De hoofdlandingsbaan is aangehouden voor gebruik door bezoekende vliegtuigen.